De werkvorm.
De leerlingen inventariseren in tweetallen meerdere antwoorden op een vraag. Vervolgens vergelijken ze hun antwoorden met een ander tweetal en bedenken nog meer ideeën.
De stappen.
1. De leerkracht stelt een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn.
2. De leerlingen noteren of tekenen in tweetallen om de beurt een antwoord of een idee.
3. Op een teken van de leerkracht gaan alle tweetallen op zoek naar een ander tweetal.
4. In duo’s wisselen de leerlingen uit wat ze hebben bedacht.
5. Om de beurt noemt elk tweetal een antwoord of idee.
6. De anderen vinken op hun eigen lijst hetzelfde af of schrijven het antwoord van de ander op, waardoor ze hun lijst uitbreiden.
Hoe gebruik ik deze werkvorm?
* Wereldoriëntatie: Noem om de beurt iets wat te maken heeft met …
* Stellen: Noem om de beurt een mogelijk hoofdpersoon.
* Spelling: Noem om de beurt een woord in de categorie …
* Engels: Noem om de woord een Engels woord én de vertaling.
Heb je tips, aanvullingen of vragen?
Laat dan gerust een reactie achter 🙂