Volgende week geef ik een les over kommagetallen.
Hiervoor heb ik kaartjes gemaakt en drie werkvormen bedacht.
Hiermee doen mijn leerlingen allemaal actief mee!
Mix & Ruil
1. De leerlingen krijgen allemaal een kaartje.
2. De leerlingen lopen door elkaar en zoeken een maatje.
3. Leerling A laat horen hoe zijn/haar kommagetal uitgesproken moet worden (de ander mag het kaartje zien).
4. Leerling B bevestigt of coacht.
5. Leerling B laat horen hoe zijn/haar kommagetal uitgesproken moet worden (de ander mag het kaartje zien).
4. Leerling A bevestigt of coacht.
5. Samen bepalen de leerlingen welk van de twee getallen het grootst is.
7. Leerling A en B ruilen van kaartje.
8. De leerlingen herhalen stap 2 t/m 7, totdat de leerkracht een stopteken geeft.
Schud & Pak
Elk tafelgroepje krijgt een set met alle kaartjes.
1. Leerling A trekt twee kaartjes en laat deze aan iedereen zien.
2. Alle leerlingen maken twee sommen: tel de twee kommagetallen bij elkaar op én bereken het verschil tussen de twee kommagetallen.
3. Leerling B leest zijn/haar uitkomsten voor.
4. Leerling C, D en A coachen, bevestigen of/en complimenteren.
7. Leerlingen wisselen van rol en gaan door tot de leerkracht een stopteken geeft.
In De Rij
Alle leerlingen krijgen een kaartje met een kommagetal erop (1, 2 of 3 cijfers achter de komma) en krijgen de opdracht om van groot naar klein te gaan staan.
Tips:
* Geef de leerlingen vooraf tijd om met anderen contact te zoeken en hun positie In De Rij te bepalen.
* Zorg voor wat ruimte tussen de leerlingen, zodat wanneer de rij wordt dubbel geklapt of in elkaar wordt geschoven, leerlingen rustig in tweetallen met elkaar kunnen praten.
* In mijn lokaal kan niet letterlijk één rij gevormd worden met 32 kinderen. Daarom wordt de rij vaak een halve cirkel 🙂
Aanvulling
Kijk zelf welke instructie je groep nodig heeft, voordat je met (één van) de werkvormen aan de slag gaat. 🙂