Hoe gebruik je de didactische werkvorm Knappe Koppen Quiz?

De werkvorm

De leerlingen vertellen elkaar wat ze weten over een bepaald onderwerp.

De stappen

1. De leerkracht geeft een onderwerp en vraagt naar hun voorkennis.
2. De leerkracht geeft DenkTijd.
3. De leerlingen denken na over welk aspecten van dit onderwerp ze al wat weten.
4. De leerlingen noteren de aspecten met hun naam op een blaadje.
5. Om de beurt kiezen de leerlingen één aspect uit, waarover ze ‘de knappe kop’ een vraag stellen.
6. De ‘knappe kop’ van wie de naam op het blaadje staat beantwoordt de vragen en vertelt wat hij nog meer weet over dit aspect.

Hoe gebruik ik deze werkvorm?

Stap 3 doe ik vaak anders: ik maak namelijk zelf de kaartjes, waarop de aspecten staan.
De leerlingen nemen dan ieder één of twee kaartjes om over te vertellen.
In plaats van kaartjes maken, kun je ook lege kaartjes geven en de woorden / begrippen op het digibord tonen.

Mogelijke kaartjes bij vakken

Werkwoordspelling:

klank veranderende werkwoorden; voltooid deelwoord; bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord; gebiedende wijs; ’t ex-kofschip

Wereldoriëntatie:

de begrippen of kernwoorden van de les of het hele blok. Als voorkennis ophalen of juist als controle van begrip ná een les. Of als voorbereiding op de toets.

Woordenschat:

de woorden die centraal staan bij de les taal / begrijpend lezen / spelling.