Review: Expliciete Directe Instructie (EDI) 2.0

Review: Expliciete Directe Instructie (EDI) 2.0

Op 22 april jl verscheen de herziene uitgave van het populaire onderwijsboek ‘Expliciete Directe Instructie (EDI)’. Het boek, met de titel ‘EDI 2.0’,  bevat de volgende nieuwe onderwerpen: EDI in groep 1 en 2; de kracht van herhaling; het geven van feedback en het implementeren van EDI in je school.
De eerste druk van het boek was in een mum van tijd uitverkocht.
In deze review vertel ik je waarom.

Wat is EDI?

EDI staat voor Expliciete Directe Instructie. EDI bestaat uit een aantal vaste lesonderdelen, aangevuld met technieken. Het doel van EDI is om de leerstof succesvol aan te leren aan alle leerlingen. De sterke, de gemiddelde én de risicoleerlingen.
In hoofdstuk 3 tot en met 13 staan de technieken en lesfasen van een EDI-les centraal.

Technieken

In een EDI-les gebruik je de volgende technieken:

  1. Betrekken en activeren
    (Lezen, schrijven, denken en verwoorden)
  2. Controle van begrip
    (Hoe weet ik of mijn leerlingen leren?)
  3. Geven van feedback
    (Van fouten kun je leren)
  4. Herhalen
    (Hoe zorg ik dat mijn leerlingen onthouden?)

 Lesfasen

Een EDI-les bestaat uit de volgende fasen:

  1. Activeren van voorkennis
    (Wat weten de leerlingen al?)
  2. Lesdoel
    (Wat wil ik de leerlingen leren?)
  3. Instructie
    (Hoe leer ik mijn leerlingen dat? )
  4. Begeleide inoefening
    (Geleide overdracht van verantwoordelijkheid)
  5. Lesafsluiting
    (Controleren of iedereen het zelfstandig kan)
  6. Zelfstandige verwerking
    (Oefenen met opdrachten bij het lesdoel )
  7. Verlengde instructie
    (Zorgen dat álle leerlingen het lesdoel behalen)
kijkwijzer

Extra

Het boek sluit af met het deel ‘extra’. Hierin leggen de schrijvers aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden uit, hoe je EDI in kan zetten in de groepen 1 en 2.
Vervolgens beschrijven ze stap voor stap hoe je EDI op jouw school kunt implementeren. Ook vertellen ze je wat de succesfactoren van een goede implementatie zijn.
Het boek geeft daarna een aantal voorbeeldlessen en sluit af met wetenschappelijke onderbouwing.

Mijn mening

Als leerkracht wil ik dat (de instructies van) mijn lessen zo effectief en efficiënt mogelijk zijn. Hierbij hielp het boek EDI heel goed. Nóg enthousiaster ben ik over de herziene versie ‘EDI 2.0’. Het zou op elke school, in elke klas en op elke PABO moeten liggen. Het boek geeft heel concrete aanwijzingen om je lessen beter te maken. De hoofdstukken zijn vlot en duidelijk geschreven en staan bol van de goede voorbeelden. Alle tekst wordt ondersteund door foto’s, afbeeldingen en praktijkvoorbeelden, waardoor je meteen inspiratie krijgt voor je eigen lessen.
Wat mij het meest aanspreekt, is dat je met EDI álle kinderen actief betrekt bij de les en dat je álle leerlingen controleert op het begrip van wat je uitlegt.
Dit boek is in mijn ogen een musthave voor alle leerkrachten en docenten.

Review: Expliciete Directe Instructie (EDI) 2.0

Hulp op het Internet

Pica

Op de website van Uitgeverij Pica vind je allerlei gratis downloads die bij dit boek horen.

Facebook

Op Facebook vind je de groep ‘EDI (1.0 en 2.0)’. Deze groep behoort bij de pagina ‘methodegroepen PO’ en is bedoeld voor professionals die werken met Expliciete Directe Instructie. Het doel van de groep is het delen van ideeën, tips, stappenplannen en vragen. De groep telt inmiddels meer dan 14.000 leden.

Blogs die je misschien ook leuk vindt

Dit artikel bevat partnerlinks

Verboden je vinger op te steken

Verboden je vinger op te steken

Ken je dat? Je stelt een klassikale vraag en een aantal leerlingen steekt meteen de vinger op om antwoord te geven. Na wat meer denktijd komt daar nog een aantal vingers bij.

Maar er zijn ook altijd leerlingen die de vinger niet opsteken. Zij zijn bijvoorbeeld niet helemaal zeker van hun antwoord en zijn bang om een fout antwoord te geven in het bijzijn van hun klasgenoten of ze doen geen moeite om de vinger op te steken.

The Classroom Experiment

In 2010 werd op BBC2 The Classroom Experiment uitgezonden. Tijdens dit experiment onderzocht professor Dylan William het effect van eenvoudige aanpassingen in de les.
Een van de aanpassingen die hij deed was het “niet opsteken van de vinger”, om zo de betrokkenheid van de leerlingen te vergroten.

verboden je vinger op te steken

Wat zijn de voordelen?

Er zijn verschillende voordelen te noemen van het niet meer de vinger op laten steken na een klassikale vraag:

  • Iedereen denkt na over het antwoord en leert dus van het moment.
  • Iedereen moet moeite doen en kan zich dus niet onttrekken aan de les.
  • Iedereen kan laten zien dat hij/zij het antwoord weet. Dat geeft een trots gevoel en is goed voor het zelfvertrouwen.
  • Door een alternatief te gebruiken, waarbij iedereen actief meedoet, kun je als leerkracht snel controleren of alle leerlingen de leerstof begrepen hebben.

Hoe dan wel?

Als je je leerlingen verbiedt hun vingers op te steken na een klassikale vraag, hoe krijg je dán antwoord? Hiervoor is een aantal alternatieven te bedenken:

Wisbordjes

Wisbordjes zijn plastic bordjes waarop de leerlingen hun antwoord met een uitwisbare stift schrijven en het daarna aan de leerkracht laten zien.
Iedere individuele leerling wordt op deze manier geactiveerd. Bovendien heb je als leerkracht direct zicht of echt iedereen heeft begrepen wat je zojuist hebt uitgelegd.
Je kunt hierbij differentiëren door de sterkere leerlingen een moeilijkere variant van de vraag te geven.
Wisbordjes kun je kopen, maar ook zelf maken. Google maar eens op het woord “wisbordjes” en je krijgt talloze voorbeelden.

Willekeurig beurten geven met het beurtenbakje

In mijn lokaal staat een beurtenbakje. Hierin zitten houten ijsstokjes, waarop ik de namen van de leerlingen heb geschreven.
Na mijn uitleg stel ik een vraag en roer ik met mijn hand door de ijsstokjes. Na voldoende denktijd pak ik een stokje en noem ik de naam van de leerling.
Na de vraag (en het antwoord) gaat het stokje weer terug in het beurtenbakje. Kinderen weten dat ze opnieuw de beurt kunnen krijgen.

Twee mooie tips van Marcel Schmeier:

  • Je kunt de stokjes markeren door de rand bovenaan te kleuren. Zet het stokje op de kop terug en je ziet eenvoudig welke leerlingen nog geen beurt hebben gehad, zonder dat de leerlingen dit merken.
  • Je kunt gebruik maken van het zogenoemde “smokkelstokje”. Bij de derde beurt trek je weer een stokje, maar in plaats van de naam te lezen die erop staat, zeg je de naam van een zwakke leerling. Doordat deze het antwoord al twee keer heeft gehoord, kan hij/zij ook een goed antwoord geven en op deze manier een succeservaring opdoen.

Schoudermaatjes

Je kunt je leerlingen individueel laten nadenken, maar je kunt ze ook laten samenwerken in tweetallen. Leerlingen horen zo ook het antwoord of de oplossingsstrategie van hun schoudermaatje. Ook verwoorden ze zo hun gedachten hardop, waardoor ze zich de leerstof beter eigen maken. Bovendien krijgen ze feedback op hun eigen antwoord of strategie.

Wat als een leerling het antwoord niet weet?

Dan kun je de Teach-Like-a-Champion-techniek Weet niet, geldt niet inzetten. Er zijn vier basisvormen:

  1. De leerkracht geeft het antwoord; de leerling die de beurt had herhaalt dit.
  2. Een andere leerling geeft het antwoord; de leerling die de beurt had herhaalt dit.
  3. De leerkracht geeft een aanwijzing; de leerling die de beurt geeft nu het goede antwoord.
  4. Een andere leerling geeft een aanwijzing; de leerling die de beurt geeft nu het goede antwoord.

Met deze techniek help je kinderen die het antwoord écht niet weten. Onzekere of onwillige kinderen ontneem je met deze techniek de kans om af te haken.

Of gewoon wél de vinger laten opsteken?

Er zijn momenten waarop het toch handig is dat de kinderen hun vinger opsteken. Denk maar eens aan de volgende vragen:

  • Wie heeft dat ook weleens gehad?
  • Wat is jouw mening daarover?
  • Wie zou dat ook willen?
  • Wie denkt dat ook?
  • Wie heeft er een ander antwoord?

Mijn mening

Ik ben van mening dat het wél laten opsteken van vingers niet slechter is, maar ook niet beter. Tijdens mijn lessen probeer ik altijd zoveel mogelijk te variëren: wel vingers opsteken, niet de vingers opsteken, wisbordjes, het beurtenbakje, activerende en coöperatieve werkvormen. Door veel variatie aan te brengen in mijn lessen vergroot ik de motivatie en betrokkenheid van mijn leerlingen. Laat dit blogartikel je inspireren om ook veel variatie in jouw lessen aan te brengen. 😊

Dit blogartikel is eerder gepubliceerd op Onderwijswereld-PO.

Waarschijnlijk vind je dit ook interessant:

manieren niet-verstoorbaar in grijpen

.

In dit artikel staan affiliatelinks.

Bronnen:
Vernieuwend onderwijs

Juffrouw Femke
Leren Hoe?Zo!
Pedro de Bruyckere
AOB
Wij-leren

Maak van je methodeles een EDI-les

Maak van je methodeles een EDI-les

Wil je ook een effectieve les met grote betrokkenheid, succeservaringen en betere leerprestaties bij alle leerlingen?
Maak dan van je methodeles een EDI-les.

Wat is EDI?

EDI staat voor Expliciete Directe Instructie. EDI bestaat uit een aantal vaste lesonderdelen, aangevuld met technieken. Het doel van EDI is om de leerstof succesvol aan te leren aan alle leerlingen. De sterke, de gemiddelde én de risicoleerlingen.

Alle kenmerken van het EDI-model zijn terug te vinden in de EDI-cirkel.

EDI cirkel
Bron: http://onderwijsgek.nl/


Maak van je methodeles een EDI-les

In dit blogartikel beschrijf ik vier kenmerken van een EDI-les: het lesdoel, controle van begrip, leerlingen activeren en de lesafsluiting.

Het boek “Expliciete Directe Instructie”, van John Hollingworth en Silvia Ybarra (Nederlandse bewerking: Marcel Schmeier) is een echte aanrader, als je mijn blogartikel interessant vindt.

1. Het lesdoel

Een goede les heeft een duidelijk doel dat concreet omschrijft wat de leerlingen aan het eind van de les weten en kunnen. Bovendien is een duidelijk doel controleerbaar.
Wanneer je het doel tijdens de les regelmatig herhaalt, merken leerlingen dat alle fasen van de les samenhangen met het lesdoel.

Het is belangrijk om het lesdoel met de leerlingen te delen, zodat ze actief betrokken worden bij wat ze gaan leren.

2. Controle van begrip

Bij een EDI-les contoleer je tijdens het lesgeven voortdurend of de leerlingen de leerstof begrijpen. Het controleren van begrip (cvb) zorgt ervoor dat je als leerkracht je leerlingen helpt om het doel van de les te behalen. Ook leer je zo je leerlingen en hun mogelijkheden goed kennen. Bovendien kun je direct feedback geven en op tijd ingrijpen als er fouten gemaakt worden.
Het controleren van begrip tijdens een EDI-les gaat als volgt: je legt uit en stelt om de paar minuten vragen aan de leerlingen over wat je zojuist hebt uitgelegd. Je legt uit en je vraagt. Vervolgens leg je weer uit en je vraagt. Daarna leg je uit en je vraagt. 😊

De stapstenen van het controleren van begrip.

Het controleren van begrip is een belangrijk onderdeel van een EDI-les. Bij het controleren van begrip kunnen steeds de volgende zes stappen gevolgd worden:

  • Eerst instructie geven. Een EDI-les begint áltijd met een instructie. De cvb-vragen zijn bedoeld om te controleren of je instructie effectief is geweest.
  • Dan pas vragen stellen over wat zojuist is uitgelegd.
  • Denktijd bieden. Alle leerlingen worden zo aangezet om na te denken. Eventueel laat je je leerlingen met hun schoudermaatje overleggen.
  • Willekeurig beurten geven. Tenminste drie leerlingen krijgen de beurt.
  • Is het antwoord goed, gedeeltelijk of bijna goed, of helemaal fout?
  • Feedback geven. Je herhaalt het antwoord als het goed is, je vult het antwoord aan, als het gedeeltelijk goed is en je legt opnieuw uit als het antwoord fout is.
Femke EDI stapstenen_plaatje 2
Bron: Twitter @Onderwijsgek

3. Leerlingen activeren

Tijdens een EDI-les zijn de leerlingen voortdurend actief betrokken. Er zijn verschillende manieren om tijdens een les álle kinderen te activeren.

Willekeurig beurten geven met het beurtenbakje

In mijn lokaal staat een beurtenbakje. Hierin zitten houten ijsstokjes, waarop ik de namen van de leerlingen heb geschreven.
Na mijn uitleg stel ik een vraag en roer ik met mijn hand door de ijsstokjes. Nadat ik mijn leerlingen voldoende denktijd heb gegeven, pak ik een stokje en noem de naam van de leerling.

Na de vraag (en het antwoord) gaat het stokje weer terug in het beurtenbakje. Kinderen weten dat ze opnieuw de beurt kunnen krijgen.

Twee mooie tips van Marcel Schmeier:

  • Je kunt de stokjes markeren door de rand bovenaan te kleuren. Zet het stokje op de kop terug en je ziet eenvoudig welke leerlingen nog geen beurt hebben gehad, zonder dat de leerlingen dit merken.
  • Je kunt gebruik maken van het zogenoemde “smokkelstokje”. Bij de derde beurt trek je weer een stokje, maar in plaats van de naam te lezen die erop staat, zeg je de naam van een zwakke leerling. Doordat deze het antwoord al twee keer heeft gehoord, kan hij/zij ook een goed antwoord geven en op deze manier een succeservaring opdoen.

Wisbordjes

Wisbordjes zijn plastic bordjes waarop de leerlingen hun antwoord met een uitwisbare stift schrijven en het daarna aan de leerkracht laten zien.
Iedere individuele leerling wordt op deze manier geactiveerd. Bovendien heb je als leerkracht direct zicht of echt iedereen heeft begrepen wat je zojuist hebt uitgelegd.
Wisbordjes kun je kopen, maar ook zelf maken. Google maar eens op het woord “wisbordjes” en je krijgt talloze voorbeelden.

Schoudermaatjes

Je kunt je leerlingen individueel laten nadenken, maar je kunt ze ook laten samenwerken in tweetallen. Leerlingen horen zo ook het antwoord of de oplossingsstrategie van hun schoudermaatje. Ook verwoorden ze zo hun gedachten hardop, waardoor ze zich de leerstof beter eigen maken. Bovendien krijgen ze feedback op hun eigen antwoord of strategie.

4. Lesafsluiting

Tijdens de lesafsluiting laten de leerlingen zien of ze het lesdoel beheersen. Dit doen ze door een korte opdracht te maken of een controlevraag te beantwoorden.
De lesafsluiting in een EDI-les vindt plaats vóór de fase van zelfstandige verwerking. Je wilt er als leerkracht namelijk zeker van zijn dat je leerlingen de leerstof begrijpen, voordat ze zelfstandig aan het werk gaan.
Bovendien is de lesafsluiting belangrijk, omdat deze de mogelijkheid geeft om te kijken of er nog leerlingen zijn die een verlengde instructie nodig hebben.
Als 80 procent van de leerlingen de leerstof voldoende begrijpt, kun je overgaan naar de fase van zelfstandige verwerking. De leerlingen die het lesdoel nog niet behaald hebben geef je verlengde instructie.

Bronnen:
http://www.directeinstructie.nl/
http://onderwijsgek.nl/
Het boek “Expliciete Directe Instructie, van John Hollingworth en Silvia Ybarra (Nederlandse bewerking: Marcel Schmeier)

Dit blogartikel is ook verschenen op de de site van Onderwijswereld-Po.nl 

Dit artikel bevat partnerlinks.